O, Ed’le Schilderkunst! wie zag
Uw luisterrijken glans, voor dezen,
Tot zulk een’ top van eer gerezen?
Wie zette u in een’ schooner dag?
Wie tooide u met frisscher Bloemen,
Dan die, daer Rachel op kan roemen?
Sara Maria van der Wilp (1716-1803)
Rachel Ruysch, Bloemstilleven (1716), National Gallery, Londen
Dit bloemrijke lofdicht van Sara van der Wilp is een van de vele waarmee Johan van Gool (1685-1763) in 1750 zijn biografie van bloemschilder Rachel Ruysch (1664-1750) opsiert. Van Gool is zeer lovend over Rachel, maar vindt haar prestaties wel ‘des te verwonderlyker en roemwaerdiger’ omdat zij een vrouw is, en dus ondergeschikt aan de man, zowel ‘in vermogens der ziele, als in krachte des lichaems.’ Rachels internationale carrière is niet alleen verwonderlijk, maar ook uitzonderlijk in een tijd van zeer aanwezige vooroordelen ten aanzien van de vrouwelijke natuur. De Vlaamse kunstenaarsbiograaf Cornelis de Bie (1627-1711) schrijft overigens dat het toe te juichen is, dat vrouwen zich met schilderkunst bezig houden, want dat houdt haar maar van de straat en weg van het spiegelglas, en bespaart de mensheid bovendien een hoop ‘clapperny’ (geroddel).
Godefridus Schalcken, Portret van Rachel Ruysch (ca. 1700), Cheltenham Art Gallery and Museum (VK)
De maatschappelijke obstakels die een vrouw moest overwinnen om een eigen carrière te verwezenlijken, waren niet gering. Rachel Ruysch (1664-1750), geboren in Den Haag en getogen in Amsterdam, genoot het voordeel, dat zij opgroeide in een vermogend en verlicht milieu waar wetenschap en kunst hoog in het vaandel stonden. Haar moeder kwam uit een kunstzinnige familie en was de kleindochter van Pieter Post (1608-1669), een van de architecten van het Mauritshuis. Haar vader Frederick Ruysch was hoogleraar anatomie, bezat een respectabele en internationaal vermaarde collectie van esthetisch tentoongestelde anatomische preparaten, en was bovendien hoogleraar botanie aan de Amsterdamse Hortus Botanicus.
Het bloemstilleven
Rachel Ruysch werd op haar 15e op les gedaan bij Willem van Aelst, gerenommeerde schilder van bloemstillevens. Rachel zou zich specialiseren in het bloemstilleven en uitgroeien tot een van de grootsten in dit genre.
Willem van Aelst, Bloemstilleven met horloge (1663), Mauritshuis, Den Haag
Eigenlijk is niet helemaal duidelijk, waarom het bloemstilleven aan het begin van de zeventiende eeuw, naast de botanische prent, als zelfstandig en populair genre opkwam, al zal de verzamelwoede van exotische planten, waaronder tulpen, en de drang om de vergaarde schatten op één of andere manier vast te leggen, daarbij zeker een rol hebben gespeeld.
Rachel Ruysch, Bloemstilleven met passiebloem (1715), Alte Pinakothek, München
De schoonheid van bloemen was er om van te genieten, maar werd ook opgevat als een openbaring van God. Bloemen illustreerden het ‘boek der natuur’, als zichtbare uiting van de goddelijke scheppingsorde. Erasmus vertelt dat wij ‘dubbel genieten wanneer wij een geschilderde bloem naast een levende zien. In de ene bewonderen wij een kunstwerk van de natuur, in de andere het vernuft van de schilder, en in beide Gods goedheid.’ Daarbij komt, dat een geschilderde bos bloemen weliswaar niet geurt, maar ’s winters ook fris is en langer leeft dan wij (Erasmus, Colloquia, 1524). Het bovenstaande gedicht van Van der Wilp heeft dan ook dit veelzeggende vervolg: ‘Dit Kunstgebloemt’ […] mag, onverwelkt, zyn schoonheit dragen; Het blyft voor strenge vorst bewaert; Geen felle bui van guure winden Kan ooit zyn’ ed’len gloet verslinden.’
Rachel Ruysch, Tuiltje bloemen (1695), Part. coll.
Een goed bloemstilleven moest vernieuwend zijn en virtuoos geschilderd. Het zo natuurgetrouw weergeven van elke afzonderlijke bloem in een boeket werd beschouwd als een proeve van meesterschap van de schilder en elke bloem moest eruitzien alsof hij zó van het doek geplukt kon worden.
Onder invloed van schilders als Otto Marseus van Schrieck (1620-1678) en Willem van Aelst maakten de symmetrische botanische schikkingen uit de eerste helft van de zeventiende eeuw rond 1650 plaats voor diagonale, levendige composities waarin de individuele bloemen ondergeschikt waren gemaakt aan het totale effect van de compositie. De geschilderde perfectie bleef.
Otto Marseus van Schrieck, Landschap met insecten, cyclaam en distel (1650-1675), Museum Boijmans van Beuningen, Rotterdam
De invloed van Schrieck op Rachels vroege werk – een invloed die haar o.a. via het werk van Abraham Mignon (1640-1679) bereikte – is te zien in haar zogenaamde ‘bosgrondjes’, die echter vriendelijker van aard zijn dan Van Schriecks werk. In navolging van Van Schrieck gebruikte Rachel sponsjes, of zelfs echt mos, waarmee zij de mossen op de bosgrond ‘schilderde’.
Rachel Ruysch, Boomstronk met bloemen en insecten (1685), Museum Boijmans van Beuningen, Rotterdam
De beweeglijke, diagonale schikkingen in Rachels boeketten verraden ook de invloed van Van Aelst. Tegelijk overtreft zij haar leermeester door haar onovertroffen materiaalbeheersing in de stofuitdrukking. Haar rozenblaadjes lijken doorschijnend, haar tulpen hebben een glans als van email. Volgens de overlevering probeerde een kijker om een dauwdruppel op een blad met een doekje te verwijderen. Samen met haar leeftijdsgenoot en collega Simon Pietersz Verelst (1644-1721) vormde Rachel de top van de bloemschilders van de late zeventiende eeuw.
Rachel Ruysch, Bloemstilleven (1716), National Gallery, Londen
Rachel Ruysch, Bloemstilleven (1716), detail. National Gallery, Londen
Wat bij Rachels werk opvalt, behalve haar uiterst levensechte bloemen, is de grote aandacht voor loof en blad. Haar werken hebben bovendien een zeer overtuigende dieptewerking dankzij het sterke licht-donker contrast (chiaroscuro). Enkele bloemen zijn uitgelicht, de bloemen en bladeren eromheen verdwijnen geleidelijk in de donkere achtergrond. Een dergelijk ‘gecomponeerd realisme’ is in feite heel gekunsteld, en niet de manier waarop wij doorgaans een bos bloemen in een vaas op tafel zien staan. Dit nog los van het feit dat er bloemen in de boeketten voorkomen, die meestal niet in hetzelfde seizoen bloeien.
Rachel Ruysch, Stilleven met bloemen, Toledo Museum
Huwelijk
Vóór haar huwelijk in 1693 met de portretschilder Juriaen Pool (1666-1745) had Rachel al een respectabele carrière opgebouwd. In tegenstelling tot haar jongere zus Anna, die eveneens een begaafd schilder was, stopte Rachel niet met schilderen na haar huwelijk. Van Gool merkt hierover op dat Rachel ‘hare edel Kunstvermogen niet aan de vermaeken des Huwelyks [heeft] opgeöffert; niettegenstaende zy by haeren Echtgenoot tien kinderen heeft ter werelt gebracht…’ Het lijkt er eerder op dat Rachel een ijzeren constitutie had, en werk en ‘huwelijksvermaken’ prima kon combineren – ongetwijfeld met de hulp van het nodige personeel. Ondanks het dragen en baren van tien kinderen werkte Rachel gestaag door, en hield dat tot op hoge leeftijd vol.
Düsseldorf
Juriaens talenten staken enigszins bescheiden af bij die van Rachel. Toen Rachel en haar man in 1708 door paltsgraaf Johann Wilhelm (1658-1716), die zijn hof in Düsseldorf had, in dienst werden genomen als hofschilders, was het de graaf zeer waarschijnlijk vooral te doen om Rachel, maar kon hij voor het goede fatsoen haar man niet passeren. Vanwege hun grote gezin werden Rachel en Juriaen niet verplicht om ook in Düsseldorf te gaan wonen, wat uitzonderlijk was voor kunstenaars in dienst van een hof. Het is bekend, dat Rachel in ieder geval twee keer naar Düsseldorf reisde. Uitzonderlijk was dat Rachel ondanks haar aanstelling en vaste salaris toestemming had van de paltsgraaf om daarnaast nog voor andere opdrachtgevers in binnen- en buitenland te werken.
Rachel Ruysch, Bloemen in een glazen vaas, met bidsprinkhaan (1708), Bayerische Staatsgemäldesammlungen, München. Opdracht van Johann Wilhelm van de Palts.
Opvallend is, dat relatief veel werk van Rachel al vanaf de achttiende eeuw terecht kwam in collecties in Duitssprekende landen, waar Nederlandse schilderkunst zeer populair was. Op dit moment bevinden zich 37 werken van Rachel Ruysch in openbare collecties in Duitssprekende landen, tegen slechts vijf in Nederland.
Juriaen Pool, Rachel Ruysch met man en kind (1708-1716), Stadtmuseum Düsseldorf
In 1716 schilderde Juriaen Pool voor Johann Wilhelm dit aansprekende familieportret van hemzelf, zijn vrouw en hun jongste zoon Jan Willem, vernoemd naar de graaf en zijn petekind. Opvallend is de ontspannen houding van Rachel, die met haar elleboog op tafel haar hoofd ondersteunt. De ruiker met bloemen op tafel is door Rachel geschilderd. De paltsgraaf heeft het werk helaas nooit gezien, omdat hij vlak voor het werk in Düsseldorf arriveerde, overleed.
Betekenis
Het is niet altijd direct duidelijk, wat de betekenis is van het bloemstilleven. De kortstondige bloei van bloemen werd in religieuze zin wel opgevat als symbool voor de vluchtigheid van het menselijk leven: ‘De mens is als gras, hij bloeit als een veldbloem. Het gras verdort en de bloem verwelkt….(Jes. 40: 6-8). Een dergelijke betekenis van het bloemstilleven is zeker voor de hand liggend wanneer het boeket vergezeld wordt door duidelijke andere vanitas-symbolen, zoals bijvoorbeeld een schedel of horloge.
Je kunt je ook afvragen, of de symbolische lading van de afzonderlijke bloemen in een soort optelsom de betekenis van een geschilderd boeket kan verraden. Zo staan rozen niet alleen voor liefde, maar zijn het ook Maria-bloemen, net als lelies, die voor zuiverheid staan, en akeleien en viooltjes die nederigheid en bescheidenheid verbeelden. De primula staat als vroege winterbloeier voor een nieuw begin, groei en hoop. De fraai gekleurde pioenroos vertegenwoordigt weelde en overvloed, de papaver of slaapbol slaap en dood. De zonnebloem staat voor de volgzame christen. De tulp had ondanks haar schoonheid en populariteit een enigszins louche reputatie die te danken was aan het uiteenspatten van de tulpenbubbel in 1637, met alle desastreuze financiële gevolgen van dien. Insecten zouden staan voor vergankelijkheid en hardnekkigheid (vlieg!), de vlinder voor opstanding van de ziel uit de dood, en de mier voor ijver. Of Rachel Ruysch bewust gebruik maakte van dergelijke betekenissen bij het samenstellen van haar composities, is niet bekend. De kijker was uiteraard altijd vrij om een persoonlijke betekenis toe te kennen aan het boeket.
Rachel Ruysch, Bloemen in een glazen vaas, met bidsprinkhaan (1708), detail. Bayerische Staatsgemäldesammlungen, München
Gezien het ontbreken van duidelijke vanitas-objecten op Rachels schilderijen, is het waarschijnlijk dat haar boeketten vooral bedoeld waren om van te genieten. Dat geldt ook voor de vele insecten, die in de 17e eeuw gretig bestudeerd werden als wonderen der natuur, en die bovendien een natuurlijke band met bloemen hadden. De grote verscheidenheid aan insecten op Rachels schilderijen verlevendigen de compositie, en verraden een entomologische kennis die ze ongetwijfeld aan de verzameling van haar vader te danken had.
Toch lijken sommige van haar ruikers een subtiele verwijzing naar het vluchtige, kwetsbare leven te bevatten. Zo zijn sommige bloemen in haar boeketten enigszins verlept, sommige bladeren aangevreten of verdord, een enkele stengel geknakt of zelfs afgesneden. Je moet goed kijken, om dit te ontdekken.
Rachel Ruysch, Stilleven met bloemen in een glazen vaas op een marmeren tafelblad (1716), Rijksmuseum, Amsterdam
Rachel Ruysch, Bloemen in een glazen vaas (1700), part. coll. bruikleen Mauritshuis, Den Haag
Rachel Ruysch, Rozen, tulpen en andere bloemen op een marmeren tafel (1709), detail. Museum of Fine Arts, Boston
Rachel Ruysch, Vaas met bloemen (1700), Mauritshuis, Den Haag
Ondanks dat Rachel dankzij het werk van haar vader toegang had tot exotische bloemensoorten, schilderde zij voornamelijk de meer algemene tuinbloemen, met een enkele exoot daartussen. Zij was waarschijnlijk de eerste die (rode) primula’s aan haar boeketten toevoegde.
Rachel Ruysch, Boeket met (o.a.) rode primula’s (1715), Kunsthalle Karlsruhe
De achttiende eeuw
In de eerste decennia van de achttiende eeuw werden de bloemstillevens decoratiever en de achtergronden lichter, volgens een nieuwe mode die werd ingezet door Jan van Huysum (1682-1749). Ook een lichter palet in pasteltinten was nieuw.
Jan van Huysum, Stilleven met bloemen (1723), Rijksmuseum, Amsterdam
Dit alles kan gezien worden als een opmaat naar de lichtvoetiger rococostijl van het midden van de achttiende eeuw. Deze rococostijl is in feite meer naturalistisch, meer zoals wij een boeket in werkelijkheid zien. Maar deze werken hebben niet de diepte-illusie van de boeketten uit de Gouden Eeuw met hun donkere achtergrond. Een bijzonder sprekend voorbeeld van de nieuwe trend is Rachels Groot boeket met exotische planten en bloemen in een vaas op een marmeren tafelblad, met rechts een gezicht op een tuin (ca. 1735).
Rachel Ruysch, Groot boeket met exotische bloemen in een vaas op een marmeren tafelblad, met rechts een gezicht op een tuin (ca. 1735), Part. coll. Moffett, Kansas City
Overigens is er discussie over de vraag, of dit werk wel van haar hand is, vanwege het hoge aantal exoten in het boeket, waarin vooral de enorme bloemen van een witte en een dubbele paarse Datura (Brugmansia) opvallen. Het zou echter als een eerbetoon aan haar vader gezien kunnen worden, die in 1731 overleed.
Rachel Ruysch bleef tot op hoge leeftijd kwalitatief hoogstaand werk produceren. In 1750, het jaar van haar overlijden, werden Van Gools lofzangen op haar werk en leven opnieuw uitgegeven in een aparte bundel, onder de titel Dichtlovers voor de uitmuntende schilderesse mejuffrouwe Rachel Ruisch, weduwe van den kunstlievende here Juriaan Pool. Nog nooit eerder was een Nederlandse kunstenaar, laat staan een kunstenares, een dergelijke eer bewezen. Johan van Gool noemde Rachel een ‘manhafte Kunstheldin’, wat zoveel betekent als: ‘dapper, zich mannelijk gedragend’, een goedbedoeld maar enigszins dubbel compliment, omdat het ontdekken van dergelijke ‘mannelijke’ kwaliteiten bij een vrouw blijkbaar uitzonderlijk was.
Ondanks Rachel Ruysch’ internationale roem heeft het toch nog tot 2021 geduurd tot er werk van haar werd opgenomen in de eregalerij van het Amsterdamse Rijksmuseum. Daar zijn meer redenen voor aan te voeren dan in dit toch al (te) lange blog passen.
Rachel Ruysch, Stilleven met bloemen in een glazen vaas (1690-1720), Rijksmuseum, Amsterdam. Te zien in de Eregalerij.
Literatuur
Marianne Berardi, “Florale distinctie en detaillering. De receptuur van Rachel Ruysch”, in Kunstschrift 1 (2000), 4-15.
Beatrijs Brenninkmeyer-de Rooij et al, Boeketten uit de Gouden Eeuw. Het Mauritshuis in Bloei, Zwolle 1996.
Alan Chong en Wouter Kloek, Het Nederlandse stilleven 1550-1720, Zwolle 1999.
Johan van Gool, Den Nieuwe Schouburg der Nederlandsche Kunstschilders en Schilderessen, ’s Gravenhage 1750.
E. de Jongh, “Letterkroontjes voor een manhafte Kunstheldin”, in Kunstschrift 1 (2000), 26-31.
Els Kloek (red.), 1001 vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis, Nijmegen 2013.
Anna C. Koldeweij, ‘Still life painter Rachel Ruysch (1664-1750) and het connections to Germany’, in: Rieke van Leeuwen en Juliette Roding, Masters of Mobility, RKD Studies 2020 (6) [URL: https://masters-of-mobility.rkdstudies.nl/6-still-life-painter-rachel-ruysch-1664-1750-and-her-connections-to-germany/]
Gerard de Lairesse, Groot Schilderboek, Amsterdam 1712.
Machteld Löwensteyn, “De wondere wereld van Rachel Ruysch”, in Kunstschrift 1 (2000), 16-23.
Katlijne van der Stichelen en Mirjam Westen (red.), Elck zijn waerom. Vrouwelijke kunstenaars in België en Nederland 1500-1950, Brugge 1999.
Ariane van Suchtelen (red.), In volle bloei, Zwolle 2022.
Paul Taylor, Bloemstillevens in de Gouden Eeuw, Zwolle 1995.
Dank voor de interessante informatie over Rachel Ruysch. Ik las een aantal details die ik elders nog niet was tegengekomen. Dank daarvoor!
Heel knap en geweldig geschilderd!
Toch spreekt het me niet zo aan.
Ik vind het veel bloemen bijelkaar en daardoor een wat stijf geheel!
Leuk lesje kunstgeschiedenis weer 😊