Haar haar

Dit blog is een verzoeknummer van een trouwe lezeres, die zich afvroeg waarom vrouwen op oude schilderijen vrijwel altijd worden afgebeeld als gladde, bleke wezens met weliswaar fraaie hoofdharen, maar zonder enige lichaamsbeharing en zelfs met geschoren wenkbrauwen en hoge, geëpileerde voorhoofden. Een interessante vraag. Het blijkt een uitdagend onderzoeksterrein, waar een breed scala aan onderwerpen elkaar overlapt: (lichaams)haar, haardracht, schoonheidsidealen en ideologische beelden van hoe ‘vrouwelijkheid’ wordt opgevat, en hoe dit alles vormgegeven wordt in de loop der tijden.


Hans Memling, Vanitas (1485), Musée des Beaux-Arts de Strasbourg

Er is overigens niets nieuws onder de zon: ook in onze eigen tijd wordt voornamelijk over vrouwelijk lichaamshaar gesproken in een context van ontharingsmiddeltjes en ladyshaves. Vrouwelijk lichaamshaar is taboe. Een enigszins pikant blog over haar haar.

Lees verder

Het meisje zonder parel

De mensheid wordt al sinds de Oudheid betoverd door de subtiele, verleidelijke glans van parels en parelmoer. Veel uitdrukkingen in onze taal illustreren de kostbaarheid van deze schatten uit het water, zoals bijvoorbeeld  ‘parels van wijsheid’, of ‘een parel aan de kroon’. Iets wat bijzonder fraai is, noemen we ‘een pareltje’. En uit de Bijbel komt de beroemde uitdrukking: ‘gooi uw paarlen niet voor de zwijnen’.


Johannes Vermeer, Meisje met de parel, detail (1665), Mauritshuis, Den Haag (detail)

Het Meisje met de parel is Vermeers meest bekende en beroemde werk. Het eenvoudige meisje met haar schuwe blik en die enorme parel in haar oor bekoort al tientallen jaren kunstliefhebbers en toeristen van over de hele wereld.  Het is nu onvoorstelbaar, maar toen dit werk  in 1881 op een veiling in Den Haag opdook, leek het er aanvankelijk op dat men deze ’tronie’ van Vermeer aan de straatstenen niet kwijt kon. De kunstverzamelaar Arnoldus Andries des Tombes (1816-1902) kocht het uiteindelijk voor … twee gulden en dertig cent. Hij liet het werk in 1902 na aan het Mauritshuis.

Maar hoe zit het met die parel…?

Lees verder

Tulpenkoorts


Johannes Bosschaert (1606?-1629?), Stilleven met tulpen, Nationaal Museum, Stockholm

Het is lente en de tulpen staan in volle bloei in onze tuinen en parken. Hoewel de tulp oorspronkelijk niet uit Nederland afkomstig is, wordt hij wel geassocieerd met ons land, samen met klompen, molens en Goudse kaas. Nederlandse tulpen worden op grote schaal gekweekt, verhandeld en geëxporteerd. De bloeiende tulpenvelden achter onze Hollandse duinen trekken jaarlijks honderdduizenden bezoekers. In de zeventiende eeuw was er zelfs sprake van een heuse ‘tulpengekte’: een van de eerste goed gedocumenteerde economische bubbels, die – uiteraard – ook weer uit elkaar spatte. Toch bleven tulpen gedurende de hele zeventiende eeuw populair, ook in de schilderkunst.

Lees verder

Sofonisba

Sofonisba Anguissola (1532-1625).
“De meest roemrijke kunstenares van Europa” (Raffaele Soprani, 1674)

Het is opmerkelijk, dat het een vrouw in die tijd lukt om zó beroemd en geliefd te worden met haar schilderkunst. Die kans is er eigenlijk alleen wanneer zij opgroeit in een kunstenaarsgezin, zoals bijvoorbeeld Artemisia Gentileschi (1593 – ca. 1654), of wanneer zij van gegoede huize is zodat haar vader een kunstenaar kan inhuren om haar te onderwijzen. De familie Anguissola behoort tot de oude Romeinse adel van Cremona (Lombardije), dat in die tijd deel uitmaakt van het hertogdom Milaan en sinds 1535 onder de Spaanse kroon valt,  maar rijk zijn ze niet. Amilcare en zijn vrouw Bianca hebben maar liefst zes dochters – Sofonisba, Elena, Lucia, Minerva, Europa en Annemaria – en slechts één zoon, Asdrubale. In een familie met naam, maar zonder al teveel geld, zijn zoveel dochters een financiële last. Zelfs het klooster vraagt een bruidsschat. Hoe zal het gezin ooit zes bruidsschatten kunnen opbrengen?
Lees verder

Vermeer: de sfinx van Delft, meester van het licht

Het zal niemand ontgaan zijn: Vermeer is ‘hot’. Er is een ware hype gaande rond de mysterieuze Delftse schilder uit de zeventiende eeuw. Het Rijksmuseum in Amsterdam maakt al meer dan een jaar lang reclame voor de grootste tentoonstelling ooit van werk van Vermeer. Dit alles gaat gepaard met een ware tsunami aan internationaal Vermeer-onderzoek en bijbehorende publicaties. Belangstellenden uit de hele wereld reizen af naar ons kikkerlandje om van het spektakel getuige te zijn. Ondanks 450.000 beschikbare tickets was de tentoonstelling al vóór de opening op 11 februari volledig uitverkocht, zoals Taco Dibbits ons afgelopen zondag zeer tevreden vertelde bij Buitenhof. Er wordt nu gezocht naar mogelijkheden om de openingstijden van het museum verder te verruimen.

Ik zag in november j.l. de bui al hangen, en heb onmiddellijk een ticket besteld. Afgelopen  Valentijnsdag mocht ik komen kijken. De betovering van Vermeer miste zijn uitwerking weer niet, en ondanks de drukte overheerste de sprekende stilte van Vermeer.

Lees verder

LICHT

Neon

Navid Nuur, Mind Map (2013), Bonnefantenmuseum, Maastricht (Foto: Jeroen Bosch, Trendbeheer)

Neon lampen, laat staan neon-kunst, is niet iets, wat mij onmiddellijk aanspreekt. Toch stuitte ik onlangs op een neon kunstwerk, waarvoor ik een tijdje bleef staan omdat het me intrigeerde. Dit werk is momenteel te zien op de tentoonstelling ‘In het LICHT’ in Museum KRONA te Uden. In deze tentoonstelling wordt een fascinerende mix gepresenteerd van lichtprojecties, middeleeuwse iconen, moderne licht-installaties en eeuwenoude religieuze kunstwerken.  Er is o.a. werk te zien van Olafur Eliasson, James Turrell, Ann Veronica Janssens, Marinus Boezem, en Hildegard von Bingen, om maar een paar grote namen te noemen. En deze Mindmap van Navid Nuur.

Lees verder

De sobere tederheid van Suze Robertson

Suze Robertson, detail uit Het Witte Huis (ca. 1894), Kunstmuseum, Den Haag

Suze Robertson (1855-1922). Een vrouw, die niet uit de gegoede klasse of uit een kunstenaarsfamilie komt maar toch kiest voor het onzekere bestaan van zelfstandig kunstenaar. Een vrouw, die zich niet wenst te schikken naar de heersende mode op kunstgebied of de eisen van de kunsthandel, maar haar eigen gang gaat. Een kunstenares, met wie de kunstcritici in haar tijd zich niet goed raad weten: haar stijl is krachtig en dus ‘mannelijk’, maar ze ís geen man. Haar niet geromantiseerde interpretatie van het harde leven van plattelandsvrouwen is, paradoxaal genoeg, geen ‘vrouwelijk’ thema. Zij past niet in heersende kunststromingen aan het eind van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw, zoals het impressionisme en postimpressionisme, maar is in feite een voorloper van het Nederlandse expressionisme.

Van 24 september 2022 t/m 5 maart 2023 is er in Museum Panorama Mesdag een overzichtstentoonstelling van werk van deze eigenzinnige kunstenares, ter gelegenheid van haar 100ste sterfdag.

Lees verder

Nederlandse kunstenaressen in de hoofdrol


Alida Pott, Landschap met boerenschuur (z.j.), Stichting De Ploeg, bruikleen Groninger Museum

In museumland is overduidelijk De Vrouwelijke Kunstenaar aan de beurt. Nadat kunstenaressen lang een ondergeschikte plaats innamen naast hun mannelijke collega’s, of zelfs straal genegeerd werden in de kunstgeschiedschrijving, lijkt er nu een ware inhaalslag plaats te vinden. Na een paar succesvolle tentoonstellingen in het afgelopen jaar, met werk van wereldberoemde kunstenaressen zoals Artemisia Gentileschi (Rijksmuseum Twente) en Frida Kahlo (Cobra Museum Amstelveen en Drents Museum Assen), is het nu blijkbaar tijd voor talent van eigen bodem. In minstens acht musea in ons land staan momenteel vrouwelijke kunstenaars uit de eerste helft van de vorige eeuw in de schijnwerpers, en de meesten van hen zijn Nederlands. Ik stel u graag voor aan een aantal van deze vrouwen, onder wie enkele geheel onterecht in de vergetelheid lijken te zijn geraakt. Tot nu.

De Haagse Suze Robertson (1855-1922) is niet zozeer een van de ‘vergeten’ kunstenaressen. Er staat een lezing op het programma over deze boeiende vrouw en haar werk.

Lees verder

De zomer van Jeanne


Jeanne Oosting, Citronnade (1967), reliëfets (© Museum Maassluis)

Het is zomer. En het is De zomer van Jeanne. Maar liefst vijf musea in Nederland trakteren op een tentoonstelling van haar werk:  Jeanne Bieruma Oosting (1898-1994), freule van geboorte, die opgroeit op landgoederen als Oranjestein en Lauswolt in Friesland, en Kasteel de Cloese in Lochem. Die helemaal geen freule wil zijn, maar kunstenaar, tegen de wil van haar ouders en haar omgeving, en tegen de tijdgeest in. Die de adellijke naam ‘Bieruma’ schrapt uit haar signatuur, maar door haar vele kunstenaarsvrienden ‘Biertje’ wordt genoemd. Die niet kan koken of huishouden, in Parijs straatarm is en in afgekloven appartementen met wandluizen woont, maar uiteindelijk in staat blijkt om Het Elger in Almen en een pand aan het Amsterdamse Oosterpark te kopen. En ondertussen één van de meest vernieuwende Nederlandse grafici van de twintigste eeuw wordt. Ze werkte, haar hele leven lang – en wie het jargon onder kunstenaars kent, weet dat ‘werken’ staat voor kunst maken en niks anders.

Lees verder

‘Wie tooide u met frisscher Bloemen, Dan die, daer Rachel op kan roemen’?

O, Ed’le Schilderkunst! wie zag
Uw luisterrijken glans, voor dezen,
Tot zulk een’ top van eer gerezen?
Wie zette u in een’ schooner dag?
Wie tooide u met frisscher Bloemen,
Dan die, daer Rachel op kan roemen?

          Sara Maria van der Wilp (1716-1803)

Rachel Ruysch, Bloemstilleven (1716), National Gallery, Londen

Dit bloemrijke lofdicht van Sara van der Wilp is een van de vele waarmee Johan van Gool (1685-1763) in 1750 zijn biografie van bloemschilder Rachel Ruysch (1664-1750) opsiert. Van Gool is zeer lovend over Rachel, maar vindt haar prestaties wel ‘des te verwonderlyker en roemwaerdiger’ omdat zij een vrouw is, en dus ondergeschikt aan de man, zowel ‘in vermogens der ziele, als in krachte des lichaems.’  Rachels internationale carrière is niet alleen verwonderlijk, maar ook uitzonderlijk in een tijd van zeer aanwezige vooroordelen ten aanzien van de vrouwelijke natuur. De Vlaamse kunstenaarsbiograaf Cornelis de Bie (1627-1711) schrijft overigens dat het toe te juichen is, dat vrouwen zich met schilderkunst bezig houden, want dat houdt haar maar van de straat en weg van het spiegelglas, en bespaart de mensheid bovendien een hoop ‘clapperny’ (geroddel).

Lees verder